Metropolitan Clubtalk #4: De smaakmakers van de gemengde stad

In Metropolitan Clubtalk, een podcastserie van de sectie Urban Design van de TU Delft, spreekt Robbert Jan van der Veen (TU Delft, ECHO Urban Design) met diverse gasten over stedenbouwkundige vraagstukken van nu. Experts vanuit de overheid, het onderwijs en de ontwerppraktijk schuiven aan en delen hun inzichten en ervaringen over stedenbouw op alle schaalniveaus.

In deze vierde en laatste aflevering: de smaakmakers van de stad. Kees Christiaanse (KCAP, ETH Zurich), Hilde Blank (BVR) en Maarten van Ham (TU Delft) gaan in gesprek over de uitdagingen van de gemengde stad, waarin niet alleen wonen, maar ook werk en sociaal-maatschappelijk programma hun plek vinden.

Sinds Cedric Prize the city as an egg tekende, weten we: de stad is als een ei. Het is ook hoe Kees Christiaanse, oprichter van KCAP en emeritus professor bij de ETH Zurich, de gemengde stad uitlegt. ‘Een spiegelei heeft een geel centrum met daaromheen een witte vlek. Een roerei is door elkaar geklutst, maar als je dat te veel doet, wordt alles egaal.’ Gebiedsontwikkelingen op uitdagende locaties waarin wonen samengaat met publieke functies, voorzieningen en zelfs industrie zijn de specialiteit van KCAP. Wat we nodig hebben, is een intelligentere opzet, vertelt hij. Een stad met diverse clusters met verschillende identiteiten. ‘Clusters van beperkte grootte, soms divers, soms monofunctioneel door regelgeving, worden door goede openbare ruimte op strategische punten met elkaar verbonden. Op knooppunten ontstaat ontmoeting en uitwisseling.’ Het roept een beeld op dat nog kleurrijker is dan een roerei; de gemengde stad als boerenomelet.

Binnenstebuiten

Een stad waarin wonen, werken en sociaal-maatschappelijk programma met elkaar vervlochten zijn, ontstaat niet vanzelf. Hier is overheidssturing voor nodig, vertellen de sprekers. Het onderzoek van Maarten van Ham, professor Urban Geography bij de TU Delft, laat zien dat anders simpelweg het meeste geld op de beste plekken terecht komt. “Er is over heel de wereld sprake van toenemende ongelijkheid. Wat we zien is dat dit ruimtelijk neerdaalt; steden raken steeds verder gesegregeerd.” Waar de duurste woningen vroeger aan de rand van de stad lagen, zijn nu vooral de centra onbetaalbaar. Dat binnenstebuiten keren van de stad lijkt een universeel proces. De gevolgen van segregatie kunnen enorm zijn, vertelt Maarten. Sociaaleconomische groepen komen elkaar steeds minder tegen, hebben geen toegang tot dezelfde voorzieningen en komen in de vicieuze cirkel terecht waarin ze generaties lang in hetzelfde type wijk wonen.

“Er is over heel de wereld sprake van toenemende ongelijkheid. Wat we zien is dat dit ruimtelijk neerdaalt; steden raken steeds verder gesegregeerd.”

Ook het niet-woonprogramma heeft last van deze dynamiek. De druk op woningbouw is groot en de ruimte om binnenstedelijk bij te bouwen gering. Wanneer vrijgekomen bouwlocaties zoals kantorenparken, havengebieden of industrieterreinen plotseling ruimte bieden, is woningbouw de eerste reflex. Daarmee kan programma dat de hoge huur niet kan betalen, niet altijd overleven. De rijkheid van functies die een stad tot een stad maakt, staat onder druk.

Actieve sturing is het enige dat dit proces kan tegengaan en daarvoor is visie nodig, stelt Hilde Blank. Als directeur van BVR, en als stadsbouwmeester en ateliermeester bij verschillende provincies, gemeenten en marktpartijen, werkt ze met uiteenlopende partijen aan de ontwikkeling van stad en land. “We hebben toch een beetje last van de afgelopen dertien jaar. Een tijd waarin de overheid vrijwel geen visie mocht hebben, de samenhang niet mocht bewaren, faciliterend moest zijn. Door die focus op de markt zie je dat gemeentelijke diensten achter de ontwikkelende partijen aan zijn gaan lopen en de stad per project, per vakje, gaan bekijken.” Beleidsambities worden in haar ervaring soms toegepast zonder zicht op wat een plek nodig heeft. ‘Zo raken we de grip op steden kwijt.”

De smaakmakers van de stad

Toch zijn er genoeg voorbeelden van gemengde gebiedsontwikkelingen met lef. Bij de herontwikkeling van de shopping mall Santana Row die Hilde begeleidde in de VS, haalde men lessen uit Europa. “Ze hadden genoeg van al dat binnen, die geklimatiseerde ruimtes. Openbare ruimte, zagen ze, is het belangrijkste ingrediënt om plek te maken. Een goed centrum heeft ontmoetingsplekken voor iedereen. Ook constateerden ze dat mensen uiteindelijk komen omdat er iets is dat ze raakt. Smaakmakers, die zorgen voor gekkigheid, eigenheid.” Het leidde tot een voetgangersgebied met open pleinen en straten waarin reuzebomen werden geplaatst, en een systeem waarbij sociaal-maatschappelijke trekkers financieel worden ondersteund door commerciële huurders. Ook vanuit kwaliteitsteams kun je hierop sturen, ziet Hilde. “Kijk niet alleen naar de architectonische kwaliteit, maar ook naar de programmering. Hoe krijg je het voor elkaar dat functies die commercieel misschien niet altijd even interessant zijn, toch een plek houden in de ontwikkeling?”

Kijk niet alleen naar de architectonische kwaliteit, maar ook naar de programmering. Hoe krijg je het voor elkaar dat functies die commercieel misschien niet altijd even interessant zijn, toch een plek houden in de ontwikkeling?

Mengen is nog ingewikkelder als het gaat over werk. Juist het industriële, praktijkgerichte werk brengt levendigheid en reuring. Werknemers wonen bovendien graag in de buurt. “Liefst een kwartiertje enkele reis”, aldus Maarten. Wel laat het zich lastig combineren met andere functies, en neemt schaarse stadsruimte in terwijl woningen zo nodig zijn. In zijn eigen stad Zürich zag Kees Christiaanse de SBB Werkstätte het toneel worden van deze strijd. Voor dit terrein van de voormalige spoorwegwerkplaatsen ontwikkelde KCAP het masterplan. Enerzijds klonk de roep om betaalbare woningbouw, anderzijds zag een progressief stadsbestuur de kans voor een plek met wonen, werken en industriële activiteit. De slimme compromis bleek om maximaal verdichting te bereiken bovenop het bestaande. Een breed palet aan innovatieve en traditionele industrie heeft zich inmiddels in de hallen gevestigd; van fietsenmakers tot decorwerkplaatsen en koffiebranderijen. In de toekomst zullen woongebouwen hier doorheen prikken en het gebied een silhouet geven richting de stad. De Werkstätte worden een Werkstadt.

Sleuteltechniek

HafenCity in Hamburg is nog zo’n ontwikkeling, waarbij 50% wonen is gecombineerd met 50% stedelijke functies als creatieve industrie en cultuur. Inmiddels worden, met dezelfde ambitieuze ontwikkelcombinatie in handen van de stad, twee nieuwe deelgebieden opgepakt, vertelt Kees. Eén wordt een binnenstedelijk industrieterrein, de ander een gecombineerd haven- en woongebied met zelfs zware industrie. Vernieuwende oplossingen zoals een consolidation center maken dit mogelijk. ‘Een Aziatische term. Steden als Hong Kong zijn zo dichtbebouwd dat er geen vrachtwagens de wijk in kunnen. Daar worden goederen overgeslagen in een distributiecentrum, van grote trucks en treinwagons naar kleine elektrische voertuigen en cargo-bikes.’ Beide wijken regelen zo hun logistiek. En, alle woningen hebben het speciale ‘HafenCity-venster’. “Eigenlijk mochten we helemaal geen woningbouw maken. Maar een slimme akoestisch ingenieur heeft een raam ontwikkeld, een dubbelvenster waarbij de neggen geluidsisolerend zijn. Aan de binnenkant zet je de ene zijde open, aan de buitenkant de andere. Het geluid gaat in het venster door een gang en wordt daarbij geabsorbeerd”.

Zo simpel als het lijkt, misschien is dit wel het summum van door de schalen heen denken, een technische innovatie die uiteindelijk een heel nieuw soort stad mogelijk maakt. Hilde, als supervisor betrokken bij de herontwikkeling van de Schie-oevers, pleit voor net zoveel inventiviteit in Delft: “Nederland is goed in woningbouw, maar bij de omvorming van bijvoorbeeld een oude industriehal zie ik ons soms echt worstelen.” “Terwijl we hier, op de universiteit, zijn op dé plek waar allerlei innovaties uitgedacht worden. Laten we het niet alleen bedenken, maar ook toepassen. En juist hier in Delft laten zien wat we kunnen.”

Voorbij de postzegel

Eén terugkerend thema klinkt door elke aflevering van deze podcastserie heen; hoe grote opgaven soms verloren dreigen te gaan in de vertaling naar concrete projecten. Met een praktijk van “postzegelstedenbouw”, waarin door marktpartijen kleinere plots worden ontwikkeld, is het grotere perspectief van de stad waarin verbindingen worden gelegd, maar ook contrasten mogen bestaan, niet meer altijd scherp. Het is aan zowel de overheid als de ontwerper om over grenzen heen te denken om de perspectieven uit de vier gesprekken van dit seizoen waar te maken. Een stad als aangehecht geheel, niet als verzameling eilandjes. Het maken van robuuste tussenruimte, niet naar binnen gekeerd, maar als onderdeel van het stedelijk weefsel. Het krachtig oplossen van grote transitie-opgaven, niet door op elke plot wat tegels te lichten, maar door op de juiste locaties voor echte ingrepen te kiezen. En het maken van de gemengde stad, niet door overal het roerei lichtgeel te klutsen, maar door te kiezen voor karaktervolle clusters in een kleurrijke boerenomelet. Dit vraagt aan alle kanten van de tekentafel om visie én ideeën uit onverwachte hoeken. Misschien is wat je nodig hebt wel een HafenCity-venster.

Dit was de laatste aflevering van dit seizoen.